Karel I Interneringskamp
ACTIVITEITEN
Karel I Interneringskamp
Na Maastricht en Eindhoven is, op 20 september 1944, Nijmegen de derde belangrijke stad van Nederland die bevrijd wordt. Het centrum van Nijmegen is voor 60% verwoest, ligt slechts drie kilometer achter het front en de helft van de bevolking zit in kelders, scholen, schuren en kloosters. Voor het opsluiten van 1500 personen - verdacht van politieke of economische collaboratie - is in de gehavende stad geen ruimte. In combinatie met veiligheidsoverwegingen noodzaakt dit tot verplaatsing van de gevangenen weg van het front. Op 29 september verzoekt het Militaire Gezag (MG) de commandant van de mobiele brigade van de Ordedienst (O.D.), leiding op zich te nemen van interneringskamp Nijmegen. Begin oktober verhuist hij met het grootste deel van de geïnterneerden naar het dan juist bevrijde Reusel.
De Karel I-sigarenfabriek in 1942
Even voor de Belgische grens worden zij daar ondergebracht in de lege gebouwen van de Karel I-sigarenfabriek aan de Turnhoutseweg, Van deze fabriek zijn alle ruiten stuk, er is letterlijk niets, geen water en geen licht. Er wordt honger geleden. Het enige voedsel waarover de eerste dagen kan worden beschikt zijn biscuits achtergelaten door de Duitsers. Er zijn geen bedden of slaapvoorzieningen en toiletten kunnen niet worden gebruikt. Voor de circa 1500 bewoners, waaronder 500 vrouwen en 100 kinderen, zijn er slechts 700 dekens. Hout om latrines af te dekken moet nog komen. De bewaking is in handen van bewakingsbrigade De Blauwe Jagers, eind september geformeerd uit de opgeheven Partizanen-Actie Nederland (PAN).
De bekende officiële oorlogsschilder Captain Albert ‘Bertie’ Richards (No.2 Troop 591 Parachute Squadron) was toevallig op dat moment ook in Reusel en maakt onderstaande aquarel.
Rijen mannen, vrouwen en kinderen onder toeziend oog van gewapende personen. Op de achtergrond de Karel I-sigarenfabriek met veel kapotte ramen, 1944. (War Artist Albert Richards, Collectie IWM)
Van de aankomst van de gedetineerden in interneringskamp Reusel op 22 oktober 1944, werden door officiële oorlogsfotograaf Captain Edward George Malindine (No.5 Army Film and Photographic Unit) diverse foto’s gemaakt.
Aankomst 22 oktober 1944. (Capt. Malindine, No. 5 Army Film and Photo Section, Army Film and Photographic Unit. Collectie IWM)
De kampleiding heeft te weinig gezag. Er zijn ontsnappingen, strooptochten en diefstallen in de omgeving. Binnen het kamp zijn het juist de meest fanatieke NSB’ers die het voor het zeggen hebben. In de twee maanden dat het kamp bestaat overlijden zes gevangenen. Er wordt ook een baby geboren. Op medisch gebied zijn er evenmin voorzieningen. De geneeskundige behandeling is in handen van een gedetineerde arts. Die constateert difterie waardoor opname en ontslag moet worden uitgesteld totdat er is gevaccineerd. Kamp Reusel zou de Staf MG een doorn in het oog worden, niet zozeer door excessen, maar door de erbarmelijke omstandigheden en omdat er allerlei geruchten de ronde doen.
Voormalige gemobiliseerde militairen uit Reusel, werden door burgemeester Anton Willekens aangesteld om in Kamp Reusel de officiële bewakers te ondersteunen. Ze waren dat verplicht te doen en deden dat met grote weerzin. Daar hebben ze verschrikkelijke dingen gezien. Ze knepen vaak een oogje dicht, bijvoorbeeld als er eten naar het kamp werd gesmokkeld.
Jan Moeskops was één van die militairen; hij vertelt hierover:
Ik had er weinig zin in, maar, bevel is bevel, om het maar eens met een Duits gezegde uit die tijd te zeggen, het moest. Zodoende ging ik die morgen naar het fabriek van Karel I.Wat ik daar te zien zou krijgen wist ik ook niet, maar, omdat me al verteld was dat er 500 NSB-ers waren, had ik me voorgesteld er een partij van die ruige kerels aan te treffen, die te gevaarlijk waren om vrij rond te lopen en ook politiek onbetrouwbaar, dat ze daarom waren opgesloten. Maar groot was mijn verbazing toen ik daar niet alleen jonge mannen, maar ook vrouwen, kinderen en zelfs baby’s aantrof en ook stokoude mensen. Alles liep door de fabriek, het was in één woord een grote hoop zielige mensen. Er werd maar wat op en neer gelopen en ze wisten niet waar ze ’t hadden. Vrouwen stonden er met kleine schreiende kinderen en deden hun best om die kinderen stil te houden.
Oudere mannen en vrouwen stonden wezenloos voor zich uit te staren, of ze alle hoop hadden laten varen. Waren dat nou die NSB-ers, ik snapte er niets van.
Er waren ook mannen die daar de leiding hadden, dat waren de zogenaamde Blauwe Jagers, een soort ondergrondse. Ik had daar nog nooit van gehoord, maar dat zal wel aan mij gelegen hebben. Ze waren er, en dat was te zien. Die liepen daar wat rond in een blauwe overall, de revolver in de hand, en gaven links en rechts bevelen.
Ze waren gebracht door Engelse vrachtwagens en daar stonden ze dan, en de kinderen maar schreien, de een nog harder dan de andere.
Er werd mij door één van die Blauwe Jagers een Duits soldatengeweer aangereikt en dan moest ik maar buiten gaan staan, aan de achterkant van de fabriek, en zorgen dat er niemand kon ontsnappen. Als er iemand bij was die dat toch probeerde, dan moest ik die maar neerschieten, dat was mijn opdracht.
Zo stond ik daar dan, en of ik het er mee eens was wat daarbinnen gebeurde, dat deed niet ter zake, daar had ik niets mee te maken, daar buiten moest ik gaan staan en over twee uur zou ik worden afgelost, dan was ik vier uur vrij, en daarna moest ik er weer twee uur gaan staan. Dat was de regeling en dat zou zo gaan, dag en nacht. Toen ik achter de fabriek wat op en neer liep hoorde ik daarbinnen nog steeds het roepen en schreeuwen en de kleuters die al maar schreiden, maar er was buiten niets te zien, alles bleef binnen.
Jan Moeskops
Ik zag daar iedere dag dingen die eigenlijk niet door de beugel konden en dan kon ik het wel erg vinden, maar ik kon er ook niks aan doen, daar was toen geen oplossing voor. Die mensen vroegen me overal naar, ze hadden van alles tekort, maar wat moet je dan doen als het er honderden zijn, ik kon ze niet helpen.
Zo nam ik van huis wel eens een scheermesje mee, zodat ze zich konden scheren, en ook appels, die waren er toen volop en lagen overal onder de bomen en werden toch niet geraapt. Ik heb ook wel eens een boterham meegenomen, maar dat is dan maar voor één persoon.
Op zekere dag kwam een grote man naar me toe, hij had en dure leren jas aan, en hij vroeg of ik niet voor zijn vrouw een boterham mee kon brengen. Hij kwam zelf ook veel te kort, zei hij, maar als zijn vrouw het alleen met dat handjevol stamppot moest doen, dan ging ze ten onder, zei hij, en toen wees hij naar zijn vrouw die op een afstand stond te kijken. Het was een grote vrouw, een flink postuur. Ze kwam naar ons toe en zij begon meteen ook naar een boterham te vragen. Ik beloofde het en bracht de volgende dag dan ook een boterham voor haar mee, ik gaf ze die, en wel zo dat de anderen het niet zagen, want het mocht niet, maar daar trok ik me trouwens niet zo veel van aan. We hadden zelf ook niet zoveel, maar een boterham, dat kon er nog wel vanaf.
De geïnterneerden schreven of kerfden hun gevoelens op de muren van de sigarenfabriek, o.a. “Karel I wat er gebeuren, met jou heb ik gebroken. Zal nooit geen Karel I meer roken" en "Karel I waar ik zoek, jou naam geen groter vloek”.
Binnen korte tijd weet de kampcommandant een aantal misstanden te verhelpen: met planken uit de sigarenfabriek en met stro laat hij slaapplaatsen maken, er komt elektriciteit zodat de waterpomp weer werkt en de noodlatrines worden door wc’s vervangen. In een tweede sigarenfabriek aan de Turnhoutseweg (Sigarenfabriek Velasquez) laat hij een noodhospitaal voor ongeveer honderdvijftig zieken inrichten. Voedsel blijft de kampcommandant evenwel te kort komen, waardoor er honger geleden blijft worden en menig geïnterneerde in ernstige mate verzwakt. Bij de gemeente werden tussen 13 oktober en 25 november een zestal aangiften van overlijden geregistreerd die allemaal betrekking zullen hebben op geïnterneerden. Het zijn alle oudere personen. De “Karel l-gevangenen” worden ook ingeschakeld bij het opruimen van de landmijnen in het dorp. Hierbij komt een 38-jarige landbouwer uit Dreumel om het leven en raakt een 19-jarige jongeman uit Wamel gewond.
Eind november 1944 vertrokken de geïnterneerden uit Reusel naar Kamp Vught. De monumentale Karel I-sigarenfabriek aan de Turnhoutseweg werd daarna gevorderd door het Engels leger. Grondtroepen van de Royal Air Force werden er gelegerd. Meerdere werkloze sigarenmakers werden bij dat leger tewerkgesteld. Dat was boffen, want anders was stenen bikken, puin ruimen of de hei omspitten het alternatief. Ook zagen die sigarenmakers er voor de eerste keer in hun leven ook condooms. Waar ze voor dienden wisten de meesten niet. Toon van de Köster (Kerkhofs) die er enkele om z’n vingers gestroopt had, zei bedachtzaam: “Misschien vur errepel te raopen, of ander vuil werk te doen”. Toen Dominic van Steenbergen zei: “Hedde gij nooit van regenjaskes gehoord?” bleven ze het antwoord schuldig.
Een Britse papieren enveloppe van Prentif Condom uit WOII, met op de achterkant de tekst “Specially Packed For The Forces”.
De door het Engelse leger gevorderde fabriek bracht ook met zich mee dat de Reuselse bevolking in contact kwam met de Britse soldaten die, in de eerste maanden na de bevrijding, nog veelvuldig in het dorp aanwezig waren.
Graord Janssen schreef hierover:
Ze hebben veel dingen, voedsel, sigaretten, corned beef, kaas, zeep, kauwgom, die wij in jaren niet gezien hebben. Vooral de jeugd zwermt om de soldaten heen. Ze zijn door de ouders uitgestuurd om wat op de kop te tikken. Iedereen kent heel vlug de Engelse woorden die op dat moment belangrijk zijn: ,,Cigarets, please ?" ,,Have you cheese, please?" ,,Chewing gum, please ?" De Engelse soldaten worden dat geschooi ook wel eens beu: ,,Fuck off!" riepen ze dan. Dat woordje fuck kwam nogal dikwijls voor in de gesprekken van de Engelse soldaten. Ik kende een beetje Engels, maar de betekenis van dat woordje kende ik niet. Op een avond wandelden wij, jonge jongens, met een paar soldaten van de Karel I naar het dorp waar zij wat verpozing gingen zoeken. Ik had alweer een paar heer dat woord gehoord en ik vroeg aan Jack London, zo heette een van de soldaten die ik kende, ,,What is the meaning of the word fuck?" ,,Give me your sister and I'll show you", antwoordde Jack met een big smile. Toen wist ik nog niets en het heeft nog lange tijd geduurd voor dit raadsel was opgelost.
Noodkerk.
“Waar zullen wij de H. Mis opdragen ?" is - volgens het memoriaal van pastoor van Mierop - de eerste vraag waar de pastoor en zijn kapelaan zich mee bezig houden als zij op donderdag 5 oktober in Reusel zijn teruggekeerd. De kerk immers ligt geheel in puin. En de volgende dag zal er toch weer mis gelezen moeten worden. Men komt snel tot de inrichting van twee noodkerkjes. In de Lensheuvel werd de sigarenfabriek van C. Gijsbers tot noodkerk ingericht. Ook werd al gauw de kapel van de fraters in orde gebracht. Maar de toestand van deze twee noodkerken was onhoudbaar. Het was daar elke zondag opnieuw een gedrang om de H. Mis bij te wonen.
Noodkerk in de kantine van de Karel I fabriek
Toen na het vertrek van de geïnterneerden, de Engelse militairen in de Karel I fabriek introkken, bleef het grote schaftlokaal gelukkig vrij. Eerder al had de directie van de sigarenfabriek toegezegd om dit schaftlokaal in te richten als noodkerk. Vanwege de verwoesting van de dorpskerk was er grote behoefte aan een betere noodkerk. Het schaftlokaal van Karel I, ofschoon ver buiten het dorp gelegen, werd tegen Kerstmis dan ook tot noodkerk verheven. Een ruimte die plaats biedt aan ongeveer 900 gelovigen. Een week lang werd er hard aan gewerkt. De banken, stoelen en communiebank werden vanuit de zwaar beschadigde dorpskerk verplaatst, een sacristie getimmerd en het dak werd opgelapt. Toch blijft één van de twee eerdere noodkerken - die in de kapel van de fraters - nog toegankelijk voor bepaalde parochianen. 's Zondags voor degenen, die wegens ouderdom of anderszins daartoe schriftelijk verlof hebben van de Pastoor.
Op zondag 24 december kon de ruime noodkerk in gebruik worden genomen zodat het Kerstfeest weer door alle parochianen gezamenlijk gevierd kon worden. Voor de nachtmis klonken weer de oud bekende feestklanken van de Reuselse klokken die jaren geleden door de Duitsers waren geroofd. Nu luidden zij op grammofoonplaten die pastoor Bijnen enkele dagen vóór het verwijderen van de klokken nog snel had laten maken. Onder de nachtmis hadden de gelovigen last van druppels die koud in de nek vielen en bij het verlaten van de Kerstnacht zakten veel mensen bij het uitgaan door de vloer. Het is Kerstmis en nog steeds woedt de oorlog wreed om ons heen. De vliegende bommen gaan nog dagelijks met razende vaart over Reusel heen.
Grammofoonplaat van de Reuselse klok gemaakt in opdracht van pastoor Bijnen in 1943
De Karel I-sigarenfabriek in 2024